15 december 2023

Meester Franciscus.

Contemplatie.

Welkom, welkom allemaal. Ik ben Franciscus, Karin zei het al.

Ja, wij zijn allemaal rondom haar om ons woordje te mogen doen en daar verheugen wij ons op. Want misschien hebben jullie inmiddels wel begrepen, dat wij heel dicht rondom de Aarde zijn. We zijn in een sfeer waarin we voor jullie makkelijk bereikbaar zijn. Naar mate jullie meer gevoelig gaan worden voor deze sferen, voor deze geestelijke sferen, gaan jullie ons ook opmerken. Dat kan op allerlei mogelijke manieren.

Het is voor ons ook heel mooi. We zijn opnieuw mens. Karin kan ons dusdanig zuiver ontvangen, dat het is alsof ik hier weer zit en er geen 800 jaar tussen zit. Ik zie weer mensen voor mij, mensen zoals ik was. Een mens zoals ik me nu ook weer voel. Vergis je niet, wij zijn mens geweest als jullie. Mensen veranderen niet. We hadden nog geen brilletjes en mensen waren vroeger oud; geen tanden vaak, maar dat gaf niet. De geest van de mens is de geest.

Voor ons is het werkelijk zo schitterend om naar jullie te kunnen kijken. Vooral omdat het nog een kleine groep is. Het is niet groot. We kunnen jullie zien, één voor één. Ik weet dat de Meesters vaker zeiden: ‘Wij kennen jullie. Wij kennen jullie persoonlijk.’ Ik kan dat eigenlijk ook zeggen, maar vooral van iemand in het bijzonder, die ik hier wil noemen. Daar zit ze, mijn lief. Je bent mijn lief. Ja! Dit is zoals jullie kennen Clara uit die tijd. We zijn heel veel hetzelfde. Ik wil haar alleen nog leren lachen. Wij lachen ons soms, jullie zouden zeggen een breuk, maar ja, goed, dat kan natuurlijk helemaal niet meer, maar wij lachen wat af. Jullie zijn soms zo serieus. Het is ongelooflijk. Zie je nou hoe ik als mens met jullie praat, alsof er echt geen tijden tussen zitten.

Maar de eerlijkheid gebied mij nu, dat ik ook natuurlijk met een onderwerp gekomen ben. Mijn woord van deze avond is contemplatie. Kennen jullie dat woord? Het is een schitterend woord. Misschien een beetje uit de mode, anderzijds ook niet. In deze tijd waarin spiritualiteit toch hoog aangeschreven staat is contemplatie niet zo’n gek woord meer. In mijn tijd was het het modewoord. Waarom? Ik gaf het net al aan. Mensen in mijn tijd waren overlevers. Hoezo naar binnen keren? Je had buiten jezelf genoeg te doen. Je moest zien te overleven. Dus het raakte nooit ècht in de mode. Het was voor de enkeling, maar voor die enkeling was het belangrijk. In die contemplatie die beoefend werd, het betekent heel letterlijk eigenlijk een naar binnen kering binnen jezelf, nadenken over het leven, nadenken waarom je het leven hebt en dat het loopt zoals het loopt. Dat deden wij, maar dat kon ik nog niet verkopen aan de mensen in de straat, die waren zover nog niet en dat kon ook niet en dat hoefde ook niet. Het was voor ons, kloosterlingen.

Wat we wel aan de gewone mens leerden en dan bedoel ik niet meer of minder, maar het onderscheid met de kloosterling is bidden. Bidden deden mensen graag en veel. Het was een houvast en dat was het ook. Je kunt zeggen dat contemplatie ook gewoon bidden is. Maar de gebeden die de mensen vroeger hadden, dat waren gebedjes die ze herhaalden vaak. Heel goed bedoeld en met een begrijpend hart, want geloof maar dat de mensen vroeger gelovig waren. Dat kennen jullie niet meer. Maar je helemaal toewijden aan een godheid, geloven dat daar je leven mee valt of staat, dat was heel belangrijk in die tijd en daar werd natuurlijk naar geluisterd, net zoals nu. Mensen konden toen ook al genezen of iets anders ondervinden waardoor ze de stem van God hoorden. Ze kwamen vaak naar ons toe in het klooster om te vragen om te bidden. Ze hadden wel het gevoel dat wij een treetje hoger stonden en waar ze zelf niet aan toekwamen.

Maar contemplatie. In de tijd dat ik mijn orde gesticht heb bestond het woord als zodanig nog niet, niet in de contreien waar ik woonde. Het was iets nieuws. Het is ook de reden waarom wij onszelf terugtrokken in het klooster. We hadden begrepen dat je de tijd voor jezelf moest hebben, dat je niet met de dingen van het leven bezig moest zijn, dat je volledig naar binnen moest keren. Ik heb kloosterregels geschreven. Achteraf, als ik terugkijk, waren ze hier en daar wel wat streng, maar ik maakte geen uitzondering voor mezelf. We leefden streng. We leefden met God. We leefden met elkaar. We leefden met God. Je leefde met jezelf. Het was belangrijk. Eigenlijk weet ik nu dat ik in communicatie was met de geestelijke wereld. Ik was een kanaal en werd geïnspireerd, maar dat wist ik niet. Ik dacht dat het God was, die stem die in mij steeds iets fluisterde. Het maakte eigenlijk niet uit voor het resultaat. Ik deed wat ik dacht dat ik moest doen en wat God mij ingaf.

In contemplatie, in die naar binnen kering, in dat bidden wat ik deed, kon ik mijn God vinden en wist ik wat mij te doen stond. Ik leerde het anderen ook, die deden met mij mee. Naar mate ik daar verder in kwam ging ik dingen begrijpen, die mensen nu ook beginnen te begrijpen. Ik was in die zin al ver gekomen in mijn geestelijke ontwikkeling, maar dat was natuurlijk ook de bedoeling.

Jullie zijn nu wel vrijer. Je hoeft niet meer de roede te hanteren. Je hoeft niet meer in de uiterste soberheid te leven. Je mag schoenen dragen als het regent. Je hoeft niet in de kou te zitten en je hoeft niet hele uren die naar binnen kering uit te oefenen. Dat is het verschil met jullie. Jullie worden eigenlijk uitgenodigd in die vergeving waar mijn collega’s over spreken, om naar binnen te keren. Eigenlijk heb ik toen al gedaan wat de Meesters jullie nu vertellen. Ik ging begrijpen waarom de Aarde was, zoals hij was, zonder het zo goed te kunnen uitleggen als jullie dat nu doen, dat het een duale wereld is, dat het een plaats van leren is en dat je eigenlijk al meerdere levens gehad hebt en dat je hier bent om bepaalde dingen los te laten. Dat wist ik niet. De woorden kende ik niet eens. Wat moest je loslaten? Ik had niks. Ik had geen draad aan mijn lijf! Dus dat was het niet. Als je iets niet goed gedaan had, dan was dat voor ons een zonde. Ja, zo dachten we en dan moet je boete doen. Dat hoeven jullie niet. Je weet zelfs inmiddels dat zonden niet bestaan. Dat je hier bent om te ervaren. De liefde voor jezelf en de liefde voor de ander in het gevolg daarvan.

Toch had ik die tijd niet willen missen. Het is een aanloop naar wie jullie nu zijn, want jullie zijn ook die kloosterlingen geweest. Jullie zijn allemaal in een klooster geweest, in meerdere kloosters, als man en als vrouw, de geschoeide en de ongeschoeide orde, door alle tijden heen. Jullie weten wat het is om teruggetrokken te zijn om te bidden. Het besef van zonde, hoewel latent, is in jullie wel aanwezig. Hoe vaak schrik je niet, als je denkt: ‘Ooeehhh, wat heb ik nou gezegd? of Dit had ik niet moeten doen. En, Dat is totaal verkeerd.’ Tegelijkertijd weet je dat je er anders naar mag kijken. Dat is een heel groot verschil. Want die naar binnen kering, dat is eigenlijk de verbinding met een hart, een geestelijk hart, dat jullie ook allemaal hebben. Een hart wat zijn positie heeft boven het fysieke hart. Het is het hoger Hart. Het is een spiritueel hart. Het is eigenlijk het goddelijk aspect wat jullie zijn. Hier is de communicatie met ons en met de Goddelijkheid.

Als jullie je nu daarop afstemmen en dat kunnen jullie in een comfortabele stoel thuis of in de natuur, want let wel, ik ben natuurlijk bekend om mijn dieren. Ja, ik was heel graag in de natuur en ik voelde mij één met de schepping, dus ook de dieren. Maar als jullie zo naar binnen keren thuis, misschien nu nog niet, maar die tijd gaat wel komen dat je ons gaat horen. Het is de bedoeling, bij ieder van jullie. Mijn collega’s hebben al eerder gezegd: ‘Niemand hier is er zomaar. Ieder van jullie is hier met een reden.’ Als alle aardse beslommeringen een beetje achter je liggen en je hebt de zwaarte van het leven een beetje los kunnen laten, in feite hebben jullie dat al gedaan hoor, maar in het fysieke leven lijkt het een tijdje te duren, dan gaan jullie allemaal, ieder op je eigen manier, een kanaal zijn voor ons, zoals Karin dat ook doet, niet meer en niet minder. Wij weten dat jullie daar allemaal verlangend naar zijn en ieder vraagt zich af: ‘Wat is dan mijn rol?’

In die contemplatie waar ik over sprak heb je verschillende lagen. Wat zou de eerste laag zijn, denken jullie? Bidden, de handen vouwen en je richten tot God of een Heilige. Ik heb ook altijd spreekuur. Je wil niet weten hoeveel mensen mij vragen. Daar ben ik gelukkig mee met dat spreekuur. Maar dat is een laag. Maar je hebt meer lagen. Wat zou een tweede laag kunnen zijn? Zou het kunnen zijn dat je dan een beetje meer je intuïtie gaat ontwikkelen en je voelt Ik ben niet alleen. Ik doe het niet alleen. Ik zit hier wel, maar ben zeker niet alleen. Er wordt met mij mee gedacht. Er wordt met mij mee gekeken. Er wordt met mij mee geleefd. Toeval is geen toeval meer. Mensen op je weg die lijk je te kennen, hoewel je ze voor de eerste keer ziet. Herkenning gaat een rol spelen. Elkaar herkennen.

Wat zou een derde laag kunnen zijn? Als die intuïtie groter wordt en je bent in communicatie met jouw hoger Hart, wat zou zo’n derde laag kunnen zijn? Je eigen communicatie met de geestelijke wereld. Jullie gaan ons horen. Soms is het in eerste instantie over ons horen via een ander. En dat geloven jullie niet, maar ieder van jullie gaat ons horen. Het is ook waar jullie verlangend naar zijn. Wat ga ik horen? Is het een stem? Is het een verandering van leven, waardoor je denkt: ‘Het is zo anders, ik word geleid. Toen ik gisteren dit dacht, dat is zo gek nog niet, want…’ En dan ga je praten met ons. Je zult gaan opmerken dat je door de dag gewoon met ons praat. Dan denk je: ‘Nou, gaat het goed met me? Ik loop alsmaar in mezelf te praten.’ Maar dat is gewoon met ons! Soms zijn we met z’n drieën, zitten we bij jullie op de bank. Dan denk je: ‘Met wie praat ik nou?’ Ja, jullie lachen, maar het is echt, omdat jullie jullie zijn. Omdat jullie bij ons horen.

Wat zou die vierde laag kunnen zijn? Die vierde laag is het kanaal zijn. Het geluk wat dat geeft en dat ga je ook delen met de ander. Dan weet je wat je doet. Dan weet je wat je zegt. Dat hartje van je gaat maar op en neer en je denkt: ‘Aahh, wat heb ik nou toch gezegd. Had ik nooit mogen zeggen. Ik zou het nooit bedacht hebben!’ De volgende dag klopt iemand aan die zegt: “Wat was dat mooi wat jij gisteren zei. Wat goed! Waar heb je dat gelezen?” Zo gaat het beginnen.

Dat hadden wij destijds ook niet. Ja, voor ons is alles nieuw. Wij kijken om ons heen. Ik doe maar! Maar ik praat hier gewoon of er niks aan de hand is, maar ik zit mijn ogen uit te kijken! Het is ongelooflijk.

Contemplatie is die naar binnen kering die in gelaagdheden gaat en die jullie allemaal gaan ervaren. En denk je dan: “Oh, het is een trap, de eerste trede, de tweede trede, de derde trede of naar beneden, dat kan ook. Nee, het gaat door elkaar. Soms denk je: “Ik ben op de eerste. Ik kom niet verder.” Maar dan blijk je al in de tiende te zijn! Hoe kan dat? Ja, daar gaan jullie ook nog meer over weten, want dat zijn die parallelle levens waar wij ook hier en daar over spreken en die zo belangrijk zijn. Jullie doen veel meer dan alleen hier aanwezig zijn op Aarde als een fysieke mens. Jullie zijn in de geestelijke wereld ook werkzaam. Ieder van jullie, zonder uitzondering. Soms samen met mij! Zul je niet geloven hè, maar het is zo. Wat zijn we al in samenwerking en soms dan loop je rond en dan denk je: “Ik kom geen spatje verder. Ze kunnen me dat wel vertellen, maar mmm.” Heel gewoon hè? Je bent een mens, dus perfectie past niet bij een mens, dat kan gewoon helemaal niet; gaat je gewoon nooit lukken. Dus zet dat van je af. Je kunt het nooit helemaal goed doen. Ja, in onze ogen wel, maar in jullie eigen ogen niet.

Ik wil jullie eigenlijk er ook van overtuigen hoe belangrijk het is dat je weet, dat er in die naar binnen kering, die jullie wel eens doen, dat je zo zit te  dagdromen, want dat is ook naar binnen keren, dromen, dagdromen is ook naar binnen keren; het hoeft niet met gevouwen handen. Je hoeft er ook niet speciaal voor te gaan zitten. Het kan in de auto achter het stuur zijn, als je maar goed blijft opletten. Die gelaagdheden die brengen jullie bij ons. Dus je hebt verschillende niveaus. Jullie allemaal zijn op die niveaus aanwezig. Het wisselt. Je kunt elkaar nooit vergelijken. Ga niet denken: “Oh, maar die heeft dat al gedaan en die heeft dat al gezien.” Nee, zo is het niet, dat is wat je als mens bedenkt. Niemand is verder en niemand loopt achterop. Niemand van jullie. Als je dat werkelijk beseft dat het zo is en dat je gaat beseffen wat je nu al doet op deze Aarde als mens, maar ook in die parallelle werelden, dan gaat jullie leven met sprongen vooruit. Laat deze woorden indalen, want ze zijn zo belangrijk.

Misschien is het niet eens de eerste keer dat je ze hoort, maar dat geldt voor alle meesters. We zeggen van tijd tot tijd dingen die al gehoord zijn en die al gekend zijn. Maar iedere keer als wij het noemen of zeggen komt er een energie vrij die het versterkt, die het extra bij jullie allen doet binnenkomen om je te bevrijden van die aardse dingetjes bijvoorbeeld. We maken ze zelf zo zwaar, omdat we zo opgevoed zijn, maar dat is niet zo. En toch hebben we het nodig dat we die tocht maken. We doen dat voor onszelf en wij zijn er dan bij, bij jullie. Dus als je dagdroomt en je hebt een voorstelling van je leven of je denkt aan iets moois waar je mee bezig zou willen zijn, weet dan dat je dat al doet, dan ben je daar. Niets is verzonnen. Dat maakt het zo mooi. Het leven is veel rijker en veel weidser dan jullie kunnen bedenken. Het zijn niet de troubles die je nu hebt en de pijntjes. Het is veel groter. Alles, alles is veel groter. Ieder persoonlijk dingetje dat jullie met je meedragen is er voor meerdere eer en glorie van jezelf, om daar te komen waar je wil zijn. Dat is toch die afronding waar wij het vaak over hebben. Het is jullie laatste leven. Die afronding die gaat komen, voor velen is die er al, en daar tussendoor loopt de hectiek van het leven, gaat ook gewoon door.

Dus als je die afronding gemaakt hebt en je bent meer in de geestelijke wereld aanwezig dan hier, dan ben je nog steeds mens, loop je soms nog steeds tegen dingen aan, kom je nog steeds mensen tegen die je wat minder mag, heb je nog steeds gedachten en soms een oordeel, die je dan wel weer gauw inlevert, zo snel als het licht, maar het is wel zo, want je bent een mens. De kunst is dat je het jezelf niet meer kwalijk neemt, omdat je weet dat het zo is.

Heel veel dingen die ik jullie nu vertel wist ik niet 800 jaar geleden en toch was mijn leven toen al mooi, omdat in dat hoger Hart, wat ik uitdroeg, het Christus-licht droeg wat jullie ook hebben, wat je bij je draagt en steeds groter wordt. Een licht wat gezien en gevoeld wordt door de mensen om je heen en dat is de bedoeling.

Laten we onze ogen sluiten en even naar binnen gaan. Het Christus-licht waar jullie hoger Hart mee gevuld is, breidt zich uit. Op dit eigenste moment zegen ik jullie. Het mag groter worden en ontvangen worden. Het is wie je in essentie bent, de zuiverheid; de zuiverheid die je bent en die je graag wil groter maken en uitbreiden. Laat het door je heen stromen. Neem het op in je hart en laat het door je heen stromend in de aarde komen in jouw eigen bron. Deze verveelvuldigt zichzelf, iedere keer als je er met je gedachte naar toe gaat.

Jullie zijn geheiligd. Jullie zijn geheiligd. Wij hebben jullie zo lief.

Lieve mensen, ik dank jullie.