1 juni 2025.

De mensen toen en nu.

De enige afbeelding van Franciscus van Assisi tijdens zijn leven gemaakt, een fresco in het klooster van San Benedetto in Subiaco

Aartsengel Michaël en Meester Franciscus

Karin: Franciscus gaat vanavond vertellen over de mens van toen en de mens van nu.

Ik heb begrepen dat Aartsengel Michaël ook een paar woorden wil spreken voordat Franciscus komt. Michaël, mag ik je uitnodigen?

Goedenavond allemaal. Ja, ik ben niet meer onbekend voor jullie. Ik heb me al een paar keer laten horen. En eigenlijk, als ik me laat horen, dan heb ik ook iets belangrijks te zeggen.

Ik heb een vraag aan jullie, een bede. Ik wil jullie vragen om nog meer bezig te zijn met wat jullie hier horen. Ieder van jullie. Met vergeving zijn jullie al een tijdje bezig en neem aan van mij dat er al veel opgeheven is. Maar het is de bedoeling dat onze boodschappen meer verbreid gaan worden. Het is de bedoeling dat meer mensen dit gaan weten. Ik wil jullie vragen om daar aan bij te gaan dragen. Het is waar jullie allemaal voor gekomen zijn.

Je hebt steeds gedacht: ‘Ja, dat gevoel iets te willen doen heb ik ook en ik wil daar ook mijn best voor doen…maar wat moet ik doen? Ik ben zelf nog zo met die vergeving bezig. Dan zeg ik: het is het proces. Het zoeken naar de Heilige Graal, weten jullie nog? In dat proces worden jullie allen geraakt; bezig zijnde met de energie van vergeving aan jezelf, verspreid je deze energie tegelijkertijd. Want je groeit in dit proces en neemt de ander daarin mee. Het gaat samen. Het is niet het een of het ander, het is samen.

Jullie denken nu nog: wat fijn die channelingen, daar ga ik graag naar toe. Jullie zitten hier gezellig met elkaar en dan ga je weer naar huis en je denkt er nog even over na en dan neemt het leven het weer over. Ik wil jullie vragen, ieder van jullie, om daar nu anders naar te gaan kijken. Ga naar binnen en sta stil bij de vraag: waarom ben ik hier? Jullie gaan allemaal antwoord krijgen. Allemaal. Wij roepen jullie. Alles wat jullie doen zal zich vermenigvuldigen. Denk niet dat het weinig is wat je doet. Alle gedachten die jullie nu al wijden aan ons, aan ons werk: de vergeving waar wij over spreken, het terugvinden van de eigen essentie, het besef krijgen van het Christusbewustzijn, heeft nu al zijn effect.

Het is wat wij vragen aan jullie. Het is zo belangrijk. Ik zeg nogmaals, jullie zijn daarvoor gekomen. Jullie hebben allemaal een groot deel van je leven al geleefd. Wij doen een appel op jullie. Het is onze afspraak met jullie. Wij kennen elkaar al heel lang. Ik begeleid ieder van jullie al heel lang. Jullie zijn allen beschermd. Je hoeft nergens bang voor te zijn. Alles wat je onderneemt zal gezegend zijn. Weet dat het zo is.

Ik dank jullie.

Meester Franciscus

Ja nu is het mijn beurt. Hallo, goedenavond allemaal. (Hij groet in het bijzonder een van de aanwezigen) Deze man is mijn vader geweest in het bestaan van Franciscus. Ik vind het altijd leuk om dat te benoemen. Wij zijn verbonden en dat zullen we altijd blijven.

Madonna-Pica en Pietro di Bernardone – ouders van Franciscus, Francesco, Giovanni.

Ik wil jullie vanavond gaan vertellen over de mens van toen. Natuurlijk zijn er grote verschillen aan te wijzen, alleen al door de tijd, de geschiedenis. Maar ik wil het eigenlijk hebben alleen over die mens van toen. Ja, een mens als jullie. Gemiddeld iets kleiner en de veroudering zette vaak al vroeg in; levens duurden in zijn algemeenheid niet lang. Werden mensen toen niet oud? Jawel. Ja hoor, er waren ook mensen die de tachtig haalden of de negentig. Het leven was zwaar. Je kunt niet zeggen hard. Niet elk leven was hard. Als je een lieve vader had en een lieve moeder dan was je leven niet hard te noemen. Maar het was wel zwaar, ook voor kinderen. Kinderen werden al vroeg ingezet in het arbeidsproces. Men was gewend aan verlies door sterfte. In bijna iedere familie stierven kinderen of stierven de ouders voortijdig.

Het waren nog kleine gemeenschappen waarin ik woonde, maar dat gold voor het hele land en voor de hele bewoonde wereld van toen. Allemaal kleine gehuchtjes en hier en daar een wat grotere stad. De mensen woonden dicht bij elkaar en hadden elkaar ook nodig. De gemeenschapszin was groot. Het was uit nood geboren zou je kunnen zeggen. Soms kende deze gemeenschapszin een nadeel: als je één persoon tegen je had, had je het hele dorp tegen je. Mensen zijn meer individueel geworden. Mensen denken nu vooral voor zichzelf en kunnen zich een eigen mening vormen. Los van het feit dat de mensen zich vroeger wat minder uitspraken, omdat ze op een bepaalde manier ook minder wisten, werd veel makkelijker rekening gehouden met wat gevonden werd in het algemeen. Dat kon per dorp verschillend zijn. Het ene dorp praatte zus en het andere dorp praatte zo.

In zo’n gemeenschap leefde ik. De sociale structuur was heel duidelijk omlijnd. Je had van hoog naar laag. Ik werd geboren in een situatie waarin ik het goed had, materieel. Ik kwam niets tekort. Mijn leven is bij enkele van jullie wel een beetje bekend. Ik zag de schrijnende armoede, maar vooral zag ik de ongelijkheid. Daar kon ik echt niet tegen. Ik lag er als kind al nachten van wakker. In de puberteit deed ik mee met leeftijdgenoten. Ik liet het een beetje achter me dat het zo verschrikkelijk was die scheiding, want wat moest ik ermee? Ik moest toch leven als iedere jongen? Dat heb ik gedaan. Ik heb de bloemetjes buiten gezet, zouden jullie zeggen. Mijn ouders vonden dat goed. Het was het leven van een jongeling. Maar jullie weten ook dat ik daarin veranderde. Ik ging erover nadenken. Ik ging de armen bezoeken en de zieken. Op enig moment ben ik uit de rol gestapt waarin ik vanuit mijn geboorte aanwezig was. Ik wilde niet meer de zoon zijn van een edele heer. Het aanzien deed me niet veel. Belangrijke namen van voorouders deden me ook niet veel. Ik liet het los. Ik ging mijn eigen weg.

Ik ‘voelde’ toen ook meer en meer de aanraking met de Goddelijke Wereld, zonder het zo te kunnen noemen. Ik voelde dat het anders was dan weleer; dat het bijzonder was de dingen die ik dacht en voelde en dat ik die niet kon delen. Nog niet. Ik praatte met God veelvuldig. Ik had nog een beeld van God dat we allemaal hadden. Ik was daar geen uitzondering op. Het was het beeld dat de kerk gaf.

De kerk had een hele strenge heerschappij. De kerk had erg veel te zeggen. Ik wilde me daar van losmaken en een eigen weg gaan. Ik dacht veel genuanceerder dan de clerus, maar wist nog niet waar ik dat precies vandaan haalde. Ik voelde wel dat het waarheid was. Nu weet ik natuurlijk dat ik gechanneld werd, dat ik een kanaal was. Het was iets dat ik niet kende. Ik dacht dat ik met de God sprak uit mijn verbeelding. Mijn liefde voor God groeide met de dag. Het was prachtig en heeft mij ook zoveel gegeven. Ik wilde zo onschuldig zijn als het Lam Gods. Maar ik wist nog niet dat onschuldig zijn synoniem was met zuiver zijn. Wat is zuiver zijn? De zuiverheid die iedereen in zich heeft: het is wat we in ons dragen…het is die Goddelijke essentie die er altijd is. Dat wist ik niet. Ik wilde onschuldig zijn, zo onschuldig als het Paaslam: zonder schuld, zonder zonden. Ik verheerlijkte mijn God.

Ik voelde me eerder schuldig dan onschuldig. Boete doen, schuld erkennen en bidden was mijn dagelijkse gang. Het is wat de kerk ook predikte. Het zat zo in mij verankerd, ik kon me daar niet zo snel van bevrijden. Je probeerde heel zuiver te leven. Maar wat betekende zuiverheid voor mij? Leven naar het woord van Christus. Ik leefde ascetisch en veroordeelde me zelf om het minste en geringste.

Toch heeft dat leven mij heel veel gebracht, anders had ik deze bekendheid ook niet gekregen. Want in mijn zoektocht naar de zuiverheid die ik wilde bereiken kwam ik bij mijn essentie. Ik voelde dat de God in mij was en niet buiten mij. Ik heb daarin iets wezenlijks aangeraakt namelijk de liefde voor jezelf.
Je begrijpt dat bestond natuurlijk helemaal niet. Helemaal niet! Daar kon ik ook helemaal niet zomaar over beginnen. Ik deed dat in een mooi gebed of met een mooi verhaal. De liefde voor jezelf, toe nou! Toch was dit de essentie die ik wilde aanraken bij mensen: de essentie die jezelf bent, het Goddelijke in jou.

De naam Christus-bewustzijn kende ik nog niet, maar ik voelde wel dat ik een Goddelijke kern had, dat ik een deel was van God. Dat straalde ik uit en dát hebben mensen gevoeld. De waarheid die ik in mij droeg, die hebben ze gevoeld. Dat is gebleven. Mensen kwamen van heinde en ver om mij te verzoeken voor hen te bidden, ze te genezen, ze aan te raken. Zo was dat vroeger.

Dan ga ik nu naar de mensen toe die jullie zijn, in deze tijd. Behalve dat je nog steeds een mens bent met twee benen en twee armen is er een ontzettend groot verschil. Jullie weten dat niet, omdat je niet anders kent. Maar als ik ga vertellen over het Christus-bewustzijn, over de zuiverheid in jullie, de God die in jullie is, die je zelf bent, zitten jullie daar helemaal niet raar van te kijken. Ook niet als ik het vertel aan mensen die niet geregeld hier komen of onze boeken lezen. Mensen staan er wel open voor. Dat kan! Wil niet zeggen dat ze er ook werkelijk iets mee doen, maar het wordt niet meer veroordeeld. Weet je, nog niet eens zo lang geleden, misschien vijftig jaar, was dit nog een stuk moeilijker. Het ís veranderd. Jullie hebben nu kennis van het Christus-bewustzijn en de kennis waarom je hier bent, je mag het weten. Oh, zul je zeggen, maar we moeten er wel naar op zoek, we krijgen het niet op een dienblaadje. Nee, maar die zoektocht is al zo mooi. Dat jullie die zoektocht gaan kennen en dat je daarin bezig mag zijn. Dat je mag ontdekken wat je hier komt doen en dat je geholpen wordt, dat je beschermd wordt, dat je gehoord wordt. Dat ik-bewustzijn waar ik de mensen toen al op wees, dat heeft zich tot op heden ontwikkeld. Het maakt het grote verschil met vroeger.

Eigenlijk zijn jullie al weer in een ander tijdperk gekomen. Het tijdperk van samenzijn. Samen doen. Dat betekent dat de essentie die je bent, dat je je daarvan bewust moet zijn. Jullie kunnen dat begrijpen. Het is iets waar je mee gaat werken. Dat is waar Aartsengel Michaël zojuist om vroeg. Ga daarmee aan de slag. Je weet hoe het is om een mens te zijn. Het betekent dat je fouten en vergissingen kunt maken en wel eens niet aardig bent. Je weet nu wat de essentie is. De essentie is je Hogerzelf, zoals het genoemd wordt. Dat is jullie verbinding met de Heilige Geest. Dat is de verbinding met God. De Heilige geest is de stem namens God. Dat is jullie verbinding met de essentie die je bent. Jullie weten dit. Ik wist het niet. Toch voelde het zo en heb ik op mijn manier veel door kunnen geven. Maar jullie zijn anders bepakt. Jullie zijn hier met een missie als ik destijds. Ga ervoor. Kom naar ons luisteren en vertel over ons. Geef het door.

Dat is wat ik jullie graag wilde vertellen. Ik dank jullie voor je komst.

Vraag: Franciscus, toen u als Franciscus hier was, was het voor u duidelijk met het ontvangen van de stigmata, dat de zuiverheid er was of had u dat al eerder gevonden?

Franciscus: Het woordje zuiverheid gebruikte ik op die manier niet.

Tonny: Het schuldig voelen bijvoorbeeld, U zei, ik voelde mij zo vaak schuldig. Was dat al eerder achter u dat schuldgevoel of verdween dat pas toen de stigmata kwamen?

Franciscus: Het is er steeds geweest eigenlijk. Maar ik kende natuurlijk ook vergeving. Ik vroeg die aan God. Ik was heel erg bezig met het erkennen van mijn schuld. Tegelijkertijd voelde ik in toenemende mate dat ik het Goddelijke in mij droeg. Het gevecht binnen mezelf werd minder, omdat ik natuurlijk steeds dichterbij mijn eigen essentie kwam. Dus op een gegeven moment was het vooral bidden dat ik nog deed. De eerste jaren dat ik zo met dat schuldig zijn rondliep en ook met de orde bezig was en regels stelde voor mijn medebroeders, was ik ook erg in de weer met zelfkastijding. Dat was toen nog aan de orde: de gesel hanteren of kou en honger lijden. Bij alles dacht ik, ik wist nog niet beter, dat ik dit zo moest doen. Naarmate ik dichter bij mezelf kwam en ik de mensen ging aantrekken en ze vertelde wie God was, dat je God binnen jezelf kon vóelen, ging het voor mezelf ook een groot verschil maken en kon ik het allemaal veel beter verdragen.
De stigmata zag u natuurlijk als een bevestiging daarvan. Ja.

Vraag : Je vertelde over die gesel…dat is dus lichamelijk. Maar het valt mij op dat er in deze tijd veel mensen geestelijk de zweep hanteren.

Franciscus: Ja, dat is zo. Sinds het instrument niet meer gebruikt wordt, gehanteerd wordt, is het meer op deze manier. Mensen gaan ook anders met hun emoties om, met hun geweten. Dit was puur angst. Puur angst voor de straf van God. God was rechtvaardig. Maar De Liefde van God dat was er nog niet zo. Mensen hebben hierin een grote verandering gemaakt. Die gesel is meer vanbinnen, omdat mensen veel meer naar binnen gekeerd zijn en zichzelf veroordelen.

Vraagsteller: maar heel veel mensen voelen de liefde voor God nog niet…

Franciscus: nee, omdat ze de liefde voor zichzelf nog niet voelen en daar gaat het om. Het eigen goddelijk aspect wordt nog niet herkend.

lieve mensen…. ik ga weer naar mijn Hemel…ik dank jullie voor jullie komst. (hij kijkt iedereen aan en maakt een buiging met zijn hoofd als dank)

Franciscus van Assisi.