Pierrot

4 maart 2025

Karin:  Volgens mij wil Malle Pietje als maar doorkomen. Malle Pietje, ben jij het?
Gast: Ja, ik ben Malle Pietje, maar niet de Malle Pietje die jij in je hoofd hebt. Er zijn natuurlijk heel veel Pietjes. Ik ben een Malle Pietje..
Tonny: Dus niet van Swiebertje?
M.P.: Nee…nee…niet de acteur Malle Pietje…dat ben ik niet. Ik was de dorpsgek. Ja, die waren er ook. Jullie leven in een andere wereld, er is een sociale opvang en wij mensen hoeven niet meer over straat te zwerven en nagewezen te worden…uitgelachen te worden. Het is er niet meer. Misschien krijg je een beetje medelijden met mij. Denk je: ‘Och, wat sneu..’
Tonny: Je klinkt heel vrolijk.
M.P.: Maar onze levens waren niet vrolijk. Mijn vreugde was niet echte vreugde. Het was een zwaar leven.
Karin: Was je een Nederlander, Pietje?
M.P.: Nee, ik ben een Fransman. Eigenlijk is het Pierrot. Pierrot hier… Pierrot daar..
Ik werd geboren in een groot gezin als jongste. Al vroeg werd opgemerkt dat er hier en daar wat haperde aan mijn verstand. Ik kon lopen, ik kon lachen, ik kon huilen, maar er was iets in mij wat niet mee deed. Ik liep niet in het gareel. Ze konden mij ook niets leren. Er viel mij niets te leren. Toen mijn ouders stierven ben ik in eerste instantie wel bij mijn broers gaan wonen, maar daar werd ik teveel. De armoede was groot en ze hadden kinderen. Bovendien, ik was een beetje…
Tonny:  …als ik jou goed begrijp, Pierrot…dan was het zo dat je in het gezin woonde van jouw broer, maar dat jij jezelf ook als een belasting voor het gezin voelde. Klopt dat?
P.: Ja, dat was het. Ja, ik werd wel opgenomen, het waren geen vervelende mensen. Maar ik had natuurlijk een naam in het stadje waar ik woonde en de kinderen van mijn broers wilde niet in één huis met mij wonen; ze schaamden zich. Dus ben ik op straat gaan leven. Dat heb ik niet slecht gedaan. Ik kreeg hier en daar wat eten en ik had m’n vaste slaapplekjes. Maar dat nageroepen worden en nagewezen worden vond ik het allerergste.
Tonny: … ’s nachts als het zo ontzettend steenkoud was in de winters, kon je dan ergens zijn waar het warm was?
P.:  Ja, dan vond ik wel een plekje, maar ik werd toch soms door mensen ook wel binnen gehaald. Mocht ik in de hal slapen of in de gang. Ik ben nog niet zo heel lang weg hoor. Ik ben nog wel in de twintigste eeuw geboren, het begin van de twintigste eeuw. Maar ik ben niet echt heel oud geworden. Ik ben eigenlijk vóór de Tweede Wereldoorlog gestorven. Ik heb de oorlog gelukkig niet meegemaakt.
Tonny: Je werd nageroepen door de kinderen, maar ook door de volwassenen?
P.: Ja…ja. Er werd de draak met mij gestoken. Mensen konden een beetje hun lol kwijt aan mij, maar ze wisten niet hoe pijnlijk het was. Ik ben blij dat het nu zó, op die manier, niet meer bestaat. Mensen als ik worden nu opgenomen, geholpen en begeleid. Dat is belangrijk.
Tonny: Waar je nu bent Pierrot is dat een fijne plek?
P.: Ja, zeker. Het is heel belangrijk geweest voor mijn ziel dat ik wel die pijn gevoeld heb en het verdriet. Maar ik was niet rancuneus. Ik heb niemand iets kwalijk genomen. Misschien had ik daar het verstand ook niet voor. Ik was niet gek, maar ik was wel verstandelijk beperkt en dat maakte dat ik ook niet zo gauw een weerwoord had. Ik zou niet geweten hebben wat rancuneus zijn is. Dat heeft me wel gered. Het was natuurlijk een leven, een karmisch leven. Het had te maken met een leven wat ik voordien geleefd heb. In die zin heb ik een balans gemaakt, een balans in evenwicht gebracht.
Waar ik eigenlijk voor gekomen ben, is om te spreken. Ik weet dat jullie het publiceren. Te spreken voor de mens die nogal eens de neiging heeft de ander uit te lachen, denkend dat kan wel: ‘Dat heeft hij niet in de gaten hoor! Zo erg is het niet.’ Maar het is wel erg. Het komt binnen. Heb nooit een oordeel naar een medemens die wat minder goed uitgerust is dan jij. Weet dat het zwaar voor jou is als je aan de andere kant komt en je voelt en ziet wat er gebeurd is, wat je gedaan hebt. Het lijkt erop dat het allemaal kan. Je mag toch eens lachen. Je mag toch eens zus, je mag toch eens zo. Zo erg is het niet en zo bedoel ik het niet. Maar wat je bij de ander teweeg brengt kun jij nooit inschatten. Probeer daaraan te denken. Lach met iets, maar lach nooit iemand uit. Heb geen oordeel over de ander. Dat is zo belangrijk. Dat is wat ik wilde zeggen.
Tonny: Door je handicap heb je wel enorm in het nu kunnen leven, hè Pierrot?
P.: Ja…nou ja…het was overleven iedere dag. Ja. Ja. Zeker. Ik had ook mensen die mij ook een klapje op de schouder gaven of iets te drinken. Ik begaf me altijd onder de mensen. Ik had de lachers op mijn hand, maar ook mensen die het goed met mij meenden. Mijn broers ook. Ze konden me niet handhaven, maar ze hebben me nooit in de steek gelaten. We waren met vijf broers thuis.

Ik wil jullie danken dat ik dit even mocht zeggen. Het is belangrijk. Ik weet dat jullie het publiceren. Dat is ook zeer belangrijk. Daarom wilde ik dit even komen zeggen.
Tonny: Dank je wel Pierrot.
P.: Ik was Pierre Lassault. Dat was mijn naam. Ik woonde in de Dordogne. Ik dank jullie.
Tonny: Dank je wel Pierre.